Op 4 april 2002 ondertekenden vertegenwoordigers van de Strijdkrachten van Angola en de Defensie van Namibië een “staakt het vuren” overeenkomst in Windhoek / Warrenton. Hierin werd overeengekomen dat het communistische leger, na jarenlange agressie, de wapens zou neerleggen en de bevolking dus met rust laten.
Uit een gezamenlijke verklaring van toeziende inspecteurs van een “rechten van de mens” organisatie, internationale hulpwerkers, vluchtelingen en plaatselijke militairen (gedateerd 21 augustus 2002) blijkt, dat de “Angolan Armed Force” de overeenkomst op gruwelijke wijze heeft geschonden.
Het gaat hier met name om de provincie Cuando Cubango, waar de soldaten als beesten hebben huisgehouden. De inwoners van 23 dorpen daar worden systematisch onder vuur genomen en met uitroeiing bedreigd. Sommige plaatsen zijn ontvolkt. De mannen zijn terechtgesteld en de vrouwen verkracht en verdreven. Kortom, iedereen die het waagde te protesteren tegen het misdadig geweld van de communisten. De huizen werden geplunderd, landbouwproducten en vee weggevoerd; wie probeerde nog iets te redden werd vermoord.
Volgens Phil Ya Na Ngoloh, voorzitter van de “Namibian Society for Human Rights”, zijn, sinds de “wapenstilstand”, hele gezinnen door het leger om het leven gebracht. Onder de slachtoffers in het dorp Ukanga, dat 150 kilometer ten noordoosten van Rundu ligt, is het 81-jarige dorpshoofd Kalambo, met zijn vrouw Laurinda Hela en hun twaalf zonen vermoord toen zij probeerden te beletten dat al hun vee werd geroofd. De 58-jarige boer Velho Kalopa werd doodgeslagen toen hij wilde verhinderen dat zijn vrouw in het openbaar door soldaten werd verkracht.
In het dorp Laku, 35 kilometer ten westen van Rivungo, werden 45 huizen dichtgespijkerd nadat de bewoners waren vermoord.
Uit een politierapport blijkt, dat in de dorpen Kapalaka en Cuando (rivier-eiland) “muito populacao” (vele mensen) om het leven zijn gebracht; mannen, vrouwen, kinderen, oude mensen en zieken. Onder de slachtoffers werden gevonden: Joao da Costa Pelembi (28-jarig schoolhoofd), Bernarda Chilombo (27-jarige verpleegster), Chief Kambimbi (68-jarig dorpshoofd), Adelaide Mbimbi (onderwijzeres). In totaal 100 zielen.
In het dorp Muangai werd de leraar Jorge Tulissanga (56 jaar) terechtgesteld, omdat hij er zich bij de autoriteiten over durfde te beklagen, dat zijn dochters voor zijn ogen waren verkracht door het communistische leger. In de plaats Mavinga gooiden ze een drie maanden oude baby op het dak van een huis om te sterven, nadat ze het de ogen hadden uitgestoken. De ouders werden door de leden van het nationale bevrijdingsleger UNITA in veiligheid gebracht in hun kazerne in Kapembe, bij Mavinga, waar ze niet minder dan 35.000 gezinnen hebben gehuisvest.
De regeringstroepen zijn echter in de meerderheid en hebben steeds meer dorpen en stadjes in handen gekregen, geplunderd of verwoest, met niets ontziende wreedheid. Zij noemen dat een “uitbreiding van de centrale administratie”. Enige plaatsnamen: Baixo Longo, Chissombo, Kafuma, Kakene, Kandombe, Kangonga, Kapalaka, Kavindele, Laku, Luangundo, Mawe, Mavengue, Mukundi, Mulemba, Mupa, Ndindi, Topa, Rito, Ukanga, Wakova, Wandumbu en Waseke.
De journalist Brad Phillips (die de christelijke “Persecution Project Foundation” leidt) zegt het te betreuren dat genoemde gruwelen helemaal worden verzwegen door het staatshoofd van Angola, José Eduardo Dos Santos en dus de media in de rest van de wereld niet bereiken. Er zijn nu 4,5 miljoen mensen verdreven (dakloos) en 1,5 miljoen vermoord.