In het Amerikaanse blad ‘The Washington Quarterly’ bestaat er geen twijfel over, of na het verslaan van Afghanistan (de Taliban) de aandacht van de strijdkrachten zal worden verlegd naar Irak.
Dat land, onder Saddam Hoessein, is trouwens ondanks alle andere evenementen een probleem gebleven.
Het verwijderen van de Hitler-achtige leider is een absolute noodzaak om vrede in het Midden-Oosten te verkrijgen. Hoe langer hij nog de dienst uitmaakt, hoe moeilijker het zal worden, van hem af te komen, zei Rend Rahim Francke in ‘Middle East Policy’.
Er wordt al een poos aan gewerkt, maar dat komt niet aldoor in de publiciteit. Sancties, inspecties van opslagplaatsen voor wapens, steun geven aan vijanden van Saddam.
In mei 1991 verklaarde de nationale veiligheidsadviseur Robert Gates al in Washington: “Enigerlei verzachting van de sancties zal alleen in overweging worden genomen, wanneer er in Bagdad een nieuwe regering is.”.
De assistent van de minister van Buitenlandse Zaken, David Welch, zei negen jaar later: “We betwijfelen, of Irak ooit stappen zal ondernemen om verzachting te verkrijgen, of opheffing, zo lang als Saddam Hoessein aan de macht is”.
De regering onder president George W. Bush houdt dan ook vast aan strikte beperkingen op de goederen, die Irak mag invoeren (internationaal toezicht).
Zij, die belast zijn met het toezicht op het gebruik van chemische wapens door Saddam’s troepen, tegen eigen mensen zowel als tegen Iran, maken zich zorgen over de mogelijkheid dat hij andere wapens voor massale vernietiging bij de hand heeft.
Irak zal altijd agressief en gevaarlijk zijn onder Saddam; daarom heeft de regering in Washington meer wapens naar Irak gestuurd, voor de oppositie (aldus rapporten in ‘Foreign Affairs’, van de hand van Daniël Byman, Kenneth Polak en Gideon Rose).
Saddam als mens wordt niet gewaardeerd door de Moslims in de buurlanden. Ze vertrouwen hem niet, omdat hij vroeger dikwijls heeft tegengewerkt. Bovendien is het bekend, dat hij wraaklustig is t.a.v. mensen of landen, die hem ooit dwars gezeten hebben; als een slang wacht hij zijn kans af. Hij deinst niet terug voor het nemen van grote risico’s om zijn zin te krijgen. (Aldus Amatzia Baram in ‘Middle East Review of International Affairs, deel 4).
Saddam noemt als zijn grootste vijanden: Koeweit, Saoedi Arabië en de U.S.A.
Als hij op een dag een opvolger aanwijst, zal die vermoedelijk net zo’n grote lastpost zijn als Saddam, maar intelligenter en met enig begrip voor diplomatie. De rivaliteit van Irak met Iran zal niet verdwijnen. Turkije zal waarschijnlijk proberen de communisten in Irak (de PKK’) aan banden te leggen, want die lieden doen jaren lang telkens weer invallen in Turkije.
Misschien zal het feit, dat een hele groep landen over chemische wapens beschikt leiden tot een soort ‘gewapende vrede’ maar er is geen zekerheid. Irak, Iran, Pakistan, Syrië, Turkije en Israël staan wantrouwend tegenover elkaar. Ze kunnen elkaar dan altijd nog bedreigen met biologische wapens en de atoombom, die hen allemaal van de kaart kan vegen…
De haat van Saddam tegen de Joden in Israël is een blijvertje, want door allerlei herhaalde dreigementen heeft hij een zekere prestige gewonnen bij andere moslims. Een opvolger zal zeker verder gaan in dat voetspoor. De vijandigheid wordt gesteund door vrijwel de hele bevolking, maar vooral het leger. Het is een haat, die feitelijk los staat van het regime in Bagdad. Irak stuurde in 1948 10.000 soldaten naar het front, in de hoop Israël te verslaan, hield zich in 1967 in, maar nam in 1973 weer deel aan de oorlog – met 60.000 man.
De Soennitische Moslims zijn het felste: De Sjiïeten en Koerden willen er niet te veel mensenlevens aan opofferen.
Er bestaat geen echte eensgezindheid binnen Irak. Het is meer een elkaar verdragen. Er zijn hele gezinnen, die elkaar haten en dat van tijd tot tijd duidelijk laten merken. Koning Faysal zei in 1933: “Er is geen volk van Irak maar ongelofelijk veel menselijke wezens, zonder een nationaal ideaal, zonder een gemeenschappelijke band, gemeen, geneigd tot anarchie, bereid tegen elke overheid in opstand te komen…
Saddam heeft dat allemaal alleen maar erger gemaakt. Hij heeft volksstammen tegen elkaar in het harnas gejaagd; hij geniet van burgeroorlogen. Als hij ten val wordt gebracht, zal de onrust groter worden.
Er bestaat een blijvende wens (sinds een revolutie in 1958) om Koeweit te veroveren. Abd al-Karim Qasim lijfde in 1961 op papier Koeweit in bij zijn land, maar de andere Arabische landen keerden zich tegen hem. Dertig jaar later probeerde Saddam het, gewapenderhand. Dat gelukte niet. Hij of zijn opvolger, zullen het zeker in de toekomst nog eens doen, al was het alleen maar om de bevolking wat afleiding te bezorgen…
Verder is er het dispuut over de Shatt al Arab-waterweg, langs de grens met Iran. Reeds voordat Saddam aan de macht kwam eiste Irak gedeelten op van die waterweg, en ook een stuk van de Iraanse provincie Khuzistan. Er is weinig voor nodig om daar tot een bloedig conflict te komen.
Op een ‘vreedzame troonopvolging’ in Bagdad rekent niemand. Het hele begrip is in Irak onbekend.
Tot dusver heeft Saddam een reeks conflicten en aanslagen op zijn leven afgeslagen. Ze hebben zijn belagers het leven gekost, familieleden inbegrepen. Hij wordt omringd door lijfwachten, geselecteerd uit de Republikeinse Garde en gespecialiseerde leden van het volksleger. In de veiligheidsdienst en de militaire elite bevindt zich stellig wel iemand, die in staat is een greep naar de macht te doen wanneer Saddam, op welke manier dan ook, wordt uitgeschakeld.
Een expert uit een ander land heeft geen schijn van kans; de hele bevolking zou zich waarschijnlijk tegen hem keren, in het gunstigste geval zou hij zich een paar maanden kunnen handhaven. Wie hem zou steunen, zou in zijn lot gaan delen, verward worden in talloze binnenlandse botsingen van belangen en wensen. Er zijn nogal wat minderheden, die staan te trappelen om een staatsgreep te plegen. Wat zij met de opgeslagen chemische wapens zullen doen, is niet voorspelbaar. (Aldus Daniël Byman in Washington).