Godsdienstige minderheden in Albanië, Bulgarije en Roemenië staan onder toenemende druk van de staat, de plaatselijke heersende godsdienst en de media, volgens Mensenrechten zonder Grenzen (Brussel) en het Bulgaarse Helsinki-comité (Sofia), die gezamenlijk een vierkleuren-brochure van 48 bladzijden gepubliceerd hebben over de benarde toestand van verscheidene christelijke en niet-christelijke minderheden in deze drie Balkanstaten.
Veertien plaatselijke en buitenlandse deskundigen hebben dit overvloedig geïllustreerd verslag opgesteld, dat deel uitmaakt van een eenjarig project, medegefinancierd door het ‘Phare en Tacis’ democratiseringsprogramma van de Europese Unie.
Het rapport laat duidelijk uitkomen dat de post-communistische staten de neiging hebben een bevoorrechte status toe te kennen aan de zogenaamde ‘nationale’ of ‘Historische religies’ – hetzij de Orthodoxe Kerk of de Islam – en de minderheidsgroeperingen terug te brengen tot verenigingen of stichtingen en hun gelijke burgerrechten te onthouden of ze zelfs te verbieden en hun leden gelijke burgerrechten te onthouden.
De situatie is het meest ernstig in Bulgarije, waar bijna 40 van deze groepen hun erkenning zijn kwijtgeraakt en verboden. Eén heeft tegen de Bulgaarse staat een klacht ingediend bij het Europese Hof in Straatsburg. In Albanië wordt aan de Bektashis en de Halvetis, twee Sjiïtische minderheden de status van officiële religie onthouden, die toegekend is aan de ‘de facto’ Sunnietische Islam, de Orthodoxe Kerk en de Rooms-Katholieke Kerk.
In de drie betrokken landen heeft de overheid een ‘secretariaat voor religies’ in stand gehouden dat zij geërfd heeft van het communistische tijdperk, welk het recht van het individu op gewetensvrijheid regelt en dat willekeurig beslist over wat wel religie is en wat niet, zich bemoeit met de interne aangelegenheden van minderheids- en meerderheidsreligies en er hoofdzakelijk op uit is om die te beheersen.
De kwestie van de teruggave aan de kerken van eigendommen die in de communistische periode zijn verbeurd verklaard ligt heel gevoelig in de drie landen, maar vooral in Roemenië, waar de eigendomsrechten van een aanzienlijk aantal gebouwen betwist worden door de Orthodoxe Kerk en de Grieks-Katholieke Kerk.
In Albanië, waar alle godsdienstige gebouwen door het communistische regime in beslag genomen en gebruikt waren of afgebroken zijn, heeft de staat eenentwintig bedehuizen – achttien Orthodoxe kerken, een Katholieke Kerk en twee moskeeën tot ‘culturele monumenten’ verklaard en alle godsdienstige activiteiten erin verboden op dagen die niet aangewezen zijn als godsdienstige feestdagen; op die feestdagen zijn ze alleen toegestaan na voorafgaande toestemming van het betrokken ministerie.
Een laatste punt van zorg in de drie landen is de kwestie van gewetensbezwaar tegen militaire dienst. Daar er geen voorzieningen bestaan voor alternatieve burgerdienst worden wereldlijke en godsdienstige gewetensbezwaarden gerechtelijk vervolgd en krijgen zij gevangenisstraffen. In dit opzicht verslechtert de situatie in Albanië ernstig waar 30 jonge mannen voor een militaire rechtbank hebben moeten verschijnen, van wie er één een jaar gevangenisstraf gekregen heeft.
Last but not least gebruiken de meerderheidsreligies gewoonlijk de staat en haar instellingen om de pas gevestigde en niet-traditionele godsdienstige bewegingen die verdacht werden van proselytisme monddood te maken en hun vrijheid van meningsuiting en vergadering te beknotten. In Roemenië deed Patriarch Teoctist een beroep op de overheid om een nationale conventie te verbieden die de Jehova-getuigen van 19 tot 21 juli 1996 te Boekarest zouden houden. Toen de vrouw van de Amerikaanse president Clinton in Roemenië was protesteerde ze tegen de schending van de godsdienstvrijheid door te weigeren een Roemeens-Orthodoxe kerk te bezoeken.
In Albanië, waar het Nationale Secretariaat voor Godsdienstzaken gedomineerd wordt door de Soennietische Islam, zijn de Protestantse gemeenschap rechtspersoonlijkheid en elke vorm van officiële erkenning onthouden.
In minder of meerdere mate, afhankelijk van het land, schilderen de publieke en particuliere massamedia minderheidsreligies af als gevaarlijke sekten, belasteren hun leden, zaaien haat en doen lasterlijke mededelingen. Bovendien krijgen voorgangers van religieuze minderheden geen gelijke toegang tot de media om hun geloof en integriteit te verdedigen.
Dit klimaat van onverdraagzaamheid wordt ook gevoed door Orthodoxe geestelijken die hun gelovigen ophitsen tot daden van molest, intimidatie en zelfs geweld tegen gelovigen die lid zijn niet alleen van nieuwe, maar ook van de belangrijkste Protestantse kerken in Bulgarije en Roemenië.
In al deze landen strijden leden van minderheidsreligies sinds de val van de communistische regimes hun eigen strijd om erkend te worden als wettige deelnemers aan het democratische proces.