Ds. Peter Hammond, leider van de ”Frontline Fellowship” (hulpverlening en Evangelieprediking) schrijft in zijn boek “Holocaust in Rwanda” uitvoerig over het gevaar van ontwapening, de consequenties die hij van dichtbij ziet en tot dusver heeft overleefd. Hij zegt, dat wat er in het werelddeel Afrika gebeurt, een duidelijke waarschuwing inhoudt voor de hele wereld. De slagvelden in Rwanda vormen een duidelijk voorbeeld. Niet om ons de stuipen op het lijf te jagen, zodat we er zuchtend en steunend bij gaan zitten, in tegendeel, om paraat te zijn.
Gecentraliseerde controle van een regering, die alles te zeggen heeft over de media en de bewapening van de burgerbevolking, leidt tot een chaos en slavernij.
In Rwanda zweepte de regerende politieke partij de Hoetoe bevolking op tegen de Toetsie’s. Tevoren hadden zij die mensen ontwapend, zodat ze machteloos waren. De regering bezat het monopolie over alle verdedigingsmiddelen.
In Centraal Afrika beslissen de verkiezingen niet, wie er aan de macht komt, maar kogels. De beste technische hulpmiddelen veranderen daar niets aan. Wel een gedisciplineerd leger, met eerlijke onzelfzuchtige motieven en realistische idealen.
Niemand kan ontkennen dat in Rwanda de bevolking werd afgeslacht door misdadigers. Onschuldige ontwapende burgers, die zich aan de bestaande wetgeving hielden, werden uitgeleverd aan niets en niemand ontziende boeven. Deze vorm van geweld is vele malen eerder voorgekomen in de geschiedenis, zegt ds. Hammond en hij geeft een overzicht, waaruit blijkt, dat er in totaal 114,6 miljoen christenen en anticommunistische politici zijn uitgeroeid in de twintigste eeuw.
In het Ottomaanse Turkije werden in de jaren 1915-1917 1½ miljoen Armeense christenen van het leven beroofd (zij mochten sinds 1911 geen pistolen meer bezitten). In de Sovjet-Unie gingen de communisten in 1929-1953 christelijke boeren vermoorden (na ze het bezit van geweren te hebben verboden); 36 miljoen mensen van alle leeftijden vonden de dood.
Hitler-Duitsland kwam in actie in de door haar legers bezette landen in Europa (1933-1945), na in 1928 alle wapenbezit te hebben verboden. Zo werden 13 miljoen Joden, christenen, zigeuners en allerlei tegenstanders van de Nazi’s van het leven beroofd. Rood-China was het ergste, verdeeld over twee perioden, namelijk 1949-1952 en 1966-1976 (vuurwapens verboden in 1935 en opnieuw in 1957). Dat moesten 60 miljoen christenen en andere tegenstanders met de dood bekopen.
In Oeganda zijn 600.000 christenen van kant gemaakt in 1971-1979 (nadat in 1955 een strikt verbod op het bezit van vuurwapens werd afgekondigd door het toenmalige bewind).
In Cambodja stierven 3 miljoen mensen een gewelddadige dood met als enige officieel genoemde reden, dat men gestudeerd had; onder hen een paar duizend christenen (in 1958 werd wapenbezit verboden).
Ds. Hammond zegt, dat als potentiële slachtoffers door de overheid de mogelijkheid wordt ontnomen, zich te beschermen met een effectief wapen, zoals een revolver of geweer, hen menselijkerwijs gesproken hun enige middel om zichzelf te verdedigen wordt ontzegd. Een vrij volk, vandaag de dag, moet wapens hebben. Als een regering de burgerij niet voldoende vertrouwd om wapens bij de hand te hebben, kan die regering niet vertrouwd worden. Haar houding is verdacht. Geen enkele normale, wettig gekozen regering behoort een monopolie te bezitten voor macht met wapens.
Aldus ds. Hammond.
Hij herinnert aan enige woorden van George Washington, de eerste president van de U.S.A.: “Vuurwapens verdienen een ereplaats met alles wat goed is”