Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog beschouwde nazi-Duitsland de Rooms-katholieke kerk in het algemeen en de Heilige Stoel (het Vaticaan) in het bijzonder als een potentieel belangrijke bedreiging voor de interne veiligheid van de staat en zijn activiteiten. Het Vaticaan werd het object van belangrijke spionage offensieven van nazi-Duitsland.
Vele honderden ‘intelligence officers’ waren in de weer om de activiteiten van het Vaticaan in kaart te brengen: code-brekers op het Duitse ministerie van buitenlandse zaken die de communicatie tussen de paus en zijn vertegenwoordigers in de gaten hielden, Duitse diplomaten geaccrediteerd in Vaticaanstad, de Gestapo, de Sicherheitsdienst, Duitse journalisten, informanten die de militaire contraspionage (Abwehr) op de hoogte hielden, (zelf stelde de Abwehr pas in 1943 een man aan voor spionage binnen het Vaticaan), en vanaf 1939, specialisten op het gebied van ontwikkelingen binnen de kerk verbonden aan het Reichssicherheitshauptamt, de overkoepelende organisatie van de Sicherheitsdienst en de Gestapo.
Op het hoogtepunt van de oorlog waren twintig separate nazi-spionagediensten bezig met het Vaticaan in kaart te brengen en waren de kerkelijke organen op lagere niveaus geïnfiltreerd. Vooral religieuze ordes, met name de Jezuïeten vormden een obsessie voor de nazi’s. Plannen om seminaries te infiltreren werden op last van de nazi-top afgeblazen. Ook werd geprobeerd de pauselijke nuntiatuur in Berlijn te infiltreren. Maar dit heeft nooit echt veel succes gehad. Wel werd al het telefoonverkeer afgeluisterd.
Het Vaticaan is gezien zijn geringe geografische omvang wellicht het gebied geweest waar de meeste spionage op gericht was, zeker als men dit vergelijkt met andere nazi-spionagedoelen in de Tweede Wereldoorlog. De resultaten bleven echter achter bij de verwachtingen van de nazi-top.
Deze geschiedenis van de nazi-spionage tegen de roomse kerk staat beschreven in het boek van David Alvarez en Robert A. Graham dat zich baseert op nieuwe vrijgegeven documenten.
Twintig jaar research, onderzoek in diverse Europese landen en talloze interviews leggen een nog nauwelijks beschreven stuk ‘intelligence history’ bloot. Dit boek geeft een fascinerend beeld wat spionage betekent in oorlogstijd.
De nazi-staat beschouwde het roomse imperium als hun aartsvijand. Heel het roomse complex van politieke, geestelijke, culturele, educatieve, sociale en maatschappelijke organisaties waren een sta-in-de-weg voor de ambities van de nazi’s, die op alle terreinen van het leven een totalitair stelsel wilden invoeren. Bovendien beschouwden de nazi’s de roomse kerk, net als het judaïsme, het communisme en de vrijmetselarij als een vijandige transnationale mogendheid (Überstaatliche Macht).
De nazi-spionage begon pas goed op gang te komen na de inval in Polen in 1939. Belangrijkste doelen: de paus, de Curie en het Staatssecretariaat, het ministerie van buitenlandse zaken van de Heilige Stoel. De rapporten kwamen direct onder ogen van Hitler. De Duitse ambassadeur ontmoette regelmatig vertegenwoordigers van het Vaticaan, maar de ontmoetingen verliepen meestal vrij koel. Beide wisten van elkaar welke acties ze achter de schermen tegen elkaar aan het opzetten waren.
Vanaf het begin van de oorlog richtte de nazi-spionage zich op de contacten van de paus met het verzet tegen Hitler in Duitsland. Binnen de nazi-top circuleerden talrijke complottheorieën hoe het Vaticaan bezig was een ring van katholieke staten te leggen rondom het Derde Rijk. Veel van de binnenkomende informatie bleek pure desinformatie te zijn.
De Political Warfare Executive, de afdeling ‘black propaganda’ van het Britse imperium overspoelde de markt met geruchten en misleidende verhalen over de activiteiten van het Vaticaan, zo zeer zelfs, dat de “Wilhelmstrasse” menig ogenblik met zijn handen in het haar zat.
Een van de meest succesvolle acties van de Britten was het verspreiden van het gerucht dat de nazi’s van plan waren het Vaticaan te bezetten en de paus terecht te laten stellen. Rooms-katholieken in neutrale landen zouden hun afschuw uitspreken en zodoende zou het imago van Duitsland in deze landen geschaad worden.
Ook wantrouwde Buitenlandse Zaken de rapporten die van de diverse Duitse ambassades in de wereld binnenstroomden. Von Ribbentrop wantrouwde Ernst von Weizsäcker, de latere Duitse ambassadeur bij de Heilige Stoel, die in zijn rapporten zijn eigen visie voor de toekomst van Duitsland ten toon spreidde. Ook binnen de nazi-top bestond groot wantrouwen wie er wel ‘anti-Vaticaan’ genoeg was.
De nazi’s die de rooms-katholieken en hun organisaties vervolgden hielden nauwelijks rekening met het eerder gesloten concordaat tussen het Vaticaan en nazi-Duitsland. De summiere tegemoetkomingen bleken uiteindelijk tactische politieke zetten te zijn geweest. Reeds vanaf 1933 werd de Sicherheitsdienst op de roomse kerk gezet.
Een SD’er bestudeerde de Inquisitie om in het kader van de bestrijding van de kerk, de resultaten te gebruiken in de propaganda oorlog tegen de roomsen.
En Himmler kreeg van dezelfde SD’er een nazi-studie naar de organisatie van de Jezuïeten in handen, bedoeld om met deze kennis de SS uit de grond te stampen. Binnen de kortst mogelijke tijd was er in elke regionale SD afdeling iemand verantwoordelijk voor “kerkzaken”, waarbij overigens ook de protestantse kerken niet over het hoofd werden gezien. Belangrijkste informatiebron voor deze SD’er waren opmerkelijk genoeg afvallige priesters en Benedictijner monniken.
Volgens een hoge SS’er die in het boek geciteerd wordt, is de paus een spionagebaas bij uitstek. Zijn hele roomse systeem, van hoog tot laag, wordt ingezet voor spionage doeleinden. Tijdens de bezetting van Nederland en België, toen de nazi’s bij roomse persagentschappen invallen deden, bleek hoe goed zij waren geïnformeerd over de vervolging van rooms-katholieken in het Derde Rijk.
Ondanks de haat van de nazi’s voor het Vaticaan, bestond er toch een opmerkelijke sympathie van het Vaticaan voor de Duitse aanval op de Sovjetunie in juni 1941. De strijd tegen het communisme bleek ook hier een enigszins bindende factor. Ook kregen de Spaanse bisschoppen de aanbeveling om de antibolsjewistische politiek van Franco te steunen, een man die op zijn beurt door de nazi’s militair werd ondersteund. Dit wordt overigens deels door de auteurs ontkend.
Het Vaticaan werd tijdens de oorlog eveneens afgeluisterd door de Italiaanse geheime dienst die op een steenworp afstand van Vaticaanstad gestationeerd was. De vier soorten cryptografische systemen die het Vaticaan gebruikte, waren al door andere mogendheden voor het grootste deel gekraakt.
Met name de pauselijke garde, waar jonge Italianen dienst deden, was een gemakkelijke prooi voor infiltratie van Mussolini’s geheime dienst binnen het Vaticaan.
Ook de diplomatieke post van het Vaticaan was bijzonder lang onderweg naar de missies. Tot 1941 werd het vervoer geregeld door de Italianen. Toen zij hun nieuwsgierigheid niet konden weerstaan, besteedde het Vaticaan het vervoer uit aan Zwitserland, de Britten en de Amerikanen. Maar ook zij vielen voor de verleiding.
De Amerikaanse geheime dienst was bezorgd dat de nazi’s de diplomatieke post van het Vaticaan misbruikten voor hun eigen doelen. En de Portugese geheime dienst geloofde dat de Poolse regering-in-ballingschap de Vaticaanse diplomatieke post gebruikte ten eigen faveure. Zodoende was bij voorbeeld een brief van de paus aan de bisschoppen in Litouwen een vol jaar onderweg. Pauselijke post bestemd voor de gelovigen in Japan mocht niet cryptografisch bewerkt zijn en moest door de vertegenwoordiger ter plaatse in het Japans vertaald worden, voordat de post van daaruit verder werd gestuurd.
Deze kwetsbaarheid was een van de belangrijkste oorzaken dat de nazi-spionagediensten, die bij tijd en wijle geteisterd werden door gebrek aan coördinatie en onderlinge rivaliteiten, goed op de hoogte waren van wat zich achter de muren van Vaticaanstad afspeelde.
Desondanks, zo laten de auteurs weten, houdt het Vaticaan alle archieven met gecodeerde berichten na 1922 geheim en houden ex-medewerkers die ten tijde van de oorlog voor het Vaticaan werkte, hun mond nog steeds stijf dicht.
David Alvarez & Robert A.Graham: Nothing Sacred- Nazi Espionage Against the Vatican 1939-1945, Frank Cass, London, Portland, 1997, 190 pag.